Giti’s tuinkamer | Column wijkvrijwilliger Trudeke Sillevis Smitt

Column, 18 november 2018
Leestijd, 2 min.
Trudeke Sillevis Smitt vertelt in een serie columns over haar ervaringen als wijkvrijwilliger bij VluchtelingenWerk Amsterdam. Wat houdt het werk precies in? Wat zijn de leuke kanten? En wat leert ze zelf van haar bezoeken aan de Iraanse Giti?
placeholder

‘Kijk, dat wil ik ook’, zei Giti in het voorjaar toen we samen door haar buurt wandelden. Ze wees me op een huis met een aangebouwde tuinkamer. ‘Mijn woonkamer is te klein.’ Ik snapte Giti’s wens, maar het leek me een ingrijpende aangelegenheid, zo’n aanbouw van plexiglas. ‘Misschien kun je voor de zomer een partytent kopen,’ zei ik, ‘dat is niet zo duur.’

Ergens in de zomer voerde Giti’s man Omar al ijsberend door de tuin een lang, intens telefoongesprek in het Perzisch. Hij praatte met de jongste zoon over de tuinkamer, legde Giti uit. ‘Mijn zoon denkt dat we van dat geld beter dingen kunnen gaan dóen, kunnen gaan reizen. Hij is bang dat wij hier depressief worden.’

Ik kon me wel iets voorstellen bij die gedachte, vooral wat betreft Omar. Hij slofte meestal licht voorovergebogen rond. Tot lachen kwam hij maar zelden, al zag je in zijn ogen wel de pret-potentie. Hij leek weinig geïnteresseerd in het leven om hem heen, en Giti klaagde wel eens stiekem dat elk klusje Omar zo verschríkkelijk veel tijd kostte. Dat leek me ook geen aanbeveling om aan de bouw van een tuinkamer te beginnen.

Maar toen ik een maand naar Kenia was geweest, was het ongelofelijke opeens geschied. Dat onverzorgde achtertuintje van Giti en Omar was voor driekwart veranderd in een fancy transparante serrekamer! Oké, de vloer was nog kaal. Er lagen overal strips die nog bevestigd moesten worden, en ooit zouden er ook gordijnen komen, zei Giti. Maar het huis leek opeens toch maar mooi twee keer zo groot, en de potten met zaailingen beloofden een groene oase. De week daarop lag er een rol kunstgras te wachten, en de week daarop had de tuinkamer een wel érg frisgroen tapijtje. Giti had liever hout gehad, zei ze, maar het moest wel betaalbaar blijven. En betaalbaar was het dankzij de kinderen, die allemaal een steentje hadden bijgedragen.

De tuinkamer is nu de leukste plek in het huis van Giti en Omar. Je kunt er gemakkelijk met twintig man eten als je wilt. Er zijn knuffels en planten en je kunt er loungen in een gloednieuw ruim tuinbankstel.

Omar en Giti zijn geen leuke dingen gaan doen, en voor reizen hebben ze voorlopig geen geld. Maar ze hebben iets tot stand gebracht. En zoals iedereen weet die wel eens zijn eigen kamer heeft geschilderd of zijn huis heeft verbouwd: daarmee maak je je huis van jóu.

Misschien verbeeld ik het me, maar het lijkt of Omar iets meer rechtop staat, en of hij ook zijn pret-potentie iets vaker benut.

Ook vrijwilliger worden?