De helse vlucht uit Eritrea
Zes dagen duurde de tocht naar Soedan. We liepen 's nachts, mijn neef en ik, met onze zaklampen. Slapen deden we niet, dat was te gevaarlijk. Het regende, mijn schoenen plakten in de modder en al snel ging ik verder op blote voeten. Hoewel we bewust de weg vermeden en dwars door de woestijn liepen, kregen smokkelaars ons toch te pakken. Ze hadden machinegeweren. We smeekten hun om ons te laten gaan.'
Een beter leven
In zijn bescheiden appartementje in Sint-Oedenrode vertelt Fitwi (32) met zachte stem over het eerste stuk van zijn vlucht uit Eritrea, nu vier jaar geleden. De jonge mannen zouden uiteindelijk zo'n 450 euro betalen aan de smokkelaars om niet te worden uitgeleverd. Marije Jongejan, consulent Landen bij VluchtelingenWerk Nederland vertelt: 'In Eritrea heerst al jaren een totalitair regime. Mensen worden willekeurig gearresteerd en gefolterd. Er zijn geen politieke partijen, er is geen onafhankelijke pers.
Op hun achttiende moeten alle Eritreeërs in dienst, zonder te weten hoelang – dwangarbeid, volgens de VN. Twaalf procent van de bevolking is al gevlucht. Eritreeërs hebben geen enkele toekomst in hun land.’ Gezien de mensonterende situatie krijgen veel Eritrese vluchtelingen in Nederland asiel. Maar dan moeten ze hier wél eerst zien te komen. 'Toen we in de buurt van Soedan kwamen, zagen we in de verte Rashaida – een stam die erom bekendstaat dat ze Eritreeërs ontvoeren’, vertelt Fitwi. 'We gingen snel weg, maar ze kregen ons toch in de gaten. We waren met een groep die de omgeving goed kende, als ik hen kwijt zou raken was ik verloren. Ze renden kei- en keihard, ik kón niet meer.' Maar Fitwi wist te ontkomen, en bij het ochtendgloren bereikten ze een klein dorpje. 'Mijn neef vroeg: Is dit Soedan? Ze zeiden ja! Ik had niet verwacht dat ik het zou redden. Ik probeerde het te vieren, vanbinnen. Ik dacht dat ik een beter leven tegemoet ging.'
Sterven in de woestijn
Maar dat bleek niet het geval. Fitwi en zijn neef kwamen in een klein vluchtelingenkamp terecht – een stuk grond met een hek eromheen, waar ze in de openlucht sliepen. Na een maand bracht UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de VN, red.) ze in een truck naar een groot kamp in Shagarab. Daar hoorde Fitwi de vreselijkste verhalen over mensen die uit het kamp waren ontvoerd. 'Ze brachten vluchtelingen naar de woestijn, martelden ze voor 30.000 dollar losgeld of verkochten hun organen.' Net zoals veel andere vluchtelingen besloot Fitwi verder te gaan: midden in de nacht, op een boot in stroomversnelling over een rivier en in pick-ups verder naar Khartoem, de hoofdstad van Soedan.
Daar ontmoette Fitwi een man die tijdens zijn vlucht een ontvoering had overleefd. Fitwi: 'Hij vertelde dat hij met een groepje van vier was meegenomen. Ze waren gemarteld, de vrouw uit hun groep verkracht. Omdat ze liever doodgingen dan nog langer gemarteld te worden, besloten ze het erop te wagen: de mannen grepen met zijn drieën hun bewaker en de vrouw trok de kalasjnikov uit zijn handen. Ze bonden hem vast en namen zijn auto mee. Maar later werden ze door de politie gepakt, gevangengezet en weer teruggestuurd naar Eritrea.' Voor Fitwi was het duidelijk: hij moest dóór! Maar hoe? Een neef die via Libië was gereisd, drukte hem vanuit Zweden op het hart een andere weg te zoeken. 'De vlucht naar Libië was zó zwaar en gevaarlijk geweest. Hij vertelde dat veel vluchtelingen in de woestijn waren gestorven of waren gestrand in Libië.'
Als slaven verkocht
Marije Jongejan van VluchtelingenWerk bevestigt dat beeld. 'Sinds Gaddafi is gevallen verkeert Libië in chaos. Er zijn tientallen, zo niet honderden milities. Voor smokkelaars valt er ontzettend veel geld te verdienen aan vluchtelingen. Nu Libië een deal heeft met Italië en de EU zetten de autoriteiten vluchtelingen die gepakt zijn bij de overtocht vast in detentiecentra waar de omstandigheden bar slecht zijn. Ze krijgen weinig eten en worden mishandeld. Maar er zijn ook onofficiële detentiecentra van de bendes, waar vluchtelingen worden verkracht en hun familie wordt afgeperst – en wie niet kan betalen, wordt verkocht.
Eind vorig jaar zagen we de schokkende reportage van CNN, waaruit blijkt dat Eritreeërs als slaven worden verhandeld voor landarbeid. Fitwi heeft dat vreselijke stuk door Libië niet hoeven doorstaan. Als afgestudeerd landbouwmechanicus wist hij in Khartoem via internet een studentenvisum voor een vervolgopleiding te bemachtigen. Twee neven in Zweden schoten het geld voor. Zo kon het gebeuren dat Fitwi in september 2015 op een vliegtuig stapte naar Nederland. Maar of hij een geluksvogel is? Zijn studie moest hij opgeven, hij kon zich niet genoeg concentreren. Hij denkt veel aan zijn vrouw, die geen nareisvergunning heeft gekregen en gestrand is in Khartoem. Aan zijn broer, die in 2014 gevangen werd genomen door de Eritrese overheid omdat Fitwi was gevlucht, en van wie nooit meer iets is vernomen. En aan zijn moeder die alleen achterbleef in Eritrea en ziek werd, maar die nog altijd de gevangenissen afloopt, op zoek naar zijn broer.