‘Als je denkt dat het beter kan, dan moet je dat gaan doen’
Ellis besloot na de verkoop van zijn bedrijf zich in te gaan zetten als arbeidscoach bij VluchtelingenWerk. Ondertussen doet hij dat al twee jaar met veel plezier.
Tussen de weilanden, in het pittoreske vestingstadje Nieuwpoort vertelt Ellis over zijn werkzaamheden bij VluchtelingenWerk. ‘Ik ergerde me als werkgever aan die statushouders die maar niet aan de bak kwamen in de omgeving. Ik was daar vrij kritisch op. Mijn vrouw zei op een gegeven moment: 'joh, als jij zo goed weet hoe het beter kan, waarom ga jij die mensen dan niet helpen?' Ik besloot mij daarom aan te melden als arbeidscoach in de regio Gorinchem.’
Toen hij daar een tijdje werkzaam was, zag Ellis vooral veel dingen in de regio die anders konden. ‘Ik las een rapport waarin stond dat het grootste probleem van statushouders is dat ze zo veel mensen om zich heen hebben, dat ze op een gegeven moment niet meer weten naar wie ze moeten luisteren. Ik denk ook dat dat zo is.’ Ellis illustreert het probleem door middel van de verschillende organisaties die allemaal duwen en trekken aan de statushouder; als alle organisaties even hard trekken, blijft hij precies op dezelfde plek staan. ‘Maar de statushouder moet vooruit! Daarom is het belangrijk dat de organisaties samenwerken en hem dezelfde kant op duwen, dan gaat hij stappen maken.’
Intuïtie
Ellis observeerde, combineerde, deduceerde en kwam zo tot een plan. Grotendeels vanuit intuïtie, onderbuikgevoel. ‘Dat is hoe ik mijn hele carrière heb aangepakt. Ik heb echt niet zo veel diploma’s hoor, maar ik denk dat je gewoon dingen moet onderzoeken en proberen en dat je er dan wel komt.’ Inmiddels loopt de samenwerking tussen de verschillende organisaties een stuk beter. Om de zes weken vergaderen VluchtelingenWerk en de sociale dienst samen om te praten over wat het beste is voor de statushouders en wie wat doet in de komende periode. De statushouders hebben nog maar één contactpersoon die praat over (vrijwilligers)werk of een opleiding en iedereen blijft op de hoogte van de vorderingen en wensen. Zo worden de statushouders veel beter gemonitord en komen ze daadwerkelijk vooruit.
‘Ik weet niet precies waar mijn motivatie voor vrijwilligerswerk vandaan komt’, vervolgt Ellis, ‘ik moet wel zeggen: in dit gezin zijn we allemaal maatschappelijk betrokken. We willen ons allemaal inzetten voor een ander. Mijn zoon werkt bijvoorbeeld voor WarChild, die is in veel gebieden geweest waar oorlog is. Onze bezoeken aan hem en al zijn verhalen hebben onze wereld enorm verruimd. Die kennis en dat verruimde wereldbeeld gebruik ik nu ook bij het helpen van vluchtelingen. Eerder zou ik sommige dingen niet snappen, nu denk ik vaak, dat zijn hun gebruiken, dat is hun cultuur. Dat zorgt voor meer begrip.’
Taalsnelweg
Ondertussen zit Ellis niet stil. Hij is bezig met een nieuw project waar binnenkort een pilot van wordt gestart: ‘De taalsnelweg naar werk’. ‘Kijk, er zijn eigenlijk twee problemen. Statushouders krijgen op dit moment drie dagdelen taalles per week, maar daarnaast spreken ze vaak hun moedertaal met vrienden en familie. Daardoor leren ze de taal niet zo snel, probleem één. Werkgevers willen juist graag werknemers die de taal wel spreken en die veel beschikbaar zijn, dus niet naar taalles hoeven. Dat is probleem twee.’ Ellis hoopt dat de taalsnelweg beide problemen kan verhelpen. ‘Vluchtelingen krijgen dan vier maanden lang intensieve taalles: vier dagen per week echt focussen op de Nederlandse taal en één dag focussen op de Nederlandse arbeidsmarkt, excursies naar bedrijven ofzo. Dan leren ze het Nederlandse bedrijfsleven een beetje kennen en leren ze de taal veel sneller en zo komen ze hopelijk ook sneller aan de bak.’
‘Zeg, ik realiseer me trouwens dat het soms overkomt alsof ik denk dat ik het allemaal zo goed weet. Maar dat zeg ik niet, ik bedoel alleen: als je het niet probeert, weet je het ook niet. Dat weet ik in ieder geval zeker’, zo besluit Ellis.