De meeste vluchtelingen worden opgevangen in de herkomstregio, vaak de armste landen in de wereld. Ze verblijven daar soms jarenlang in een uitzichtloze situatie: terugkeer naar hun eigen land is (nog) niet mogelijk en ze kunnen geen nieuw bestaan opbouwen in het land waar ze verblijven.
Hervestiging naar een ander land is voor deze vluchtelingen vaak het laatste redmiddel. De UNHCR bepaalt welke vluchtelingen het meest kwetsbaar zijn en voor hervestiging in aanmerking zouden moeten komen.
Nederland kent een lange traditie in het hervestigen van vluchtelingen: jaarlijks komen er 500 zogenoemde uitgenodigde vluchtelingen naar Nederland. Afgelopen jaren heeft Nederland ook extra Syrische vluchtelingen hervestigd op grond van een Europees hervestigingsprogramma.
Volgens de UNHCR zijn er 1,4 miljoen hervestigingsplekken nodig maar dit wordt bij lange na niet gehaald. In 2017 werden een kleine 75.000 vluchtelingen hervestigd.
In de New York Declaration van 2016 hebben alle staten die lid zijn van de Verenigde Naties verklaard dat ze zich zullen inzetten om meer vluchtelingen te hervestigen. En ook bescherming met andere vormen van veilige toelating te bieden, zoals humanitaire programma's, sponsoring en studie- en werkprogramma's.
VluchtelingenWerk vindt dat Nederland dergelijke programma's zou moeten ontwikkelen. Veel andere landen doen dat al, zoals Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk.