Het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties uit 1951 vormt het uitgangspunt van internationale vluchtelingenbescherming. In het verdrag staat dat mensen die vervolging vrezen wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of een politieke overtuiging, recht hebben op bescherming. Ook het belangrijke beginsel van non-refoulement staat in het Vluchtelingenverdrag: staten mogen geen mensen terugsturen naar landen waar zij te vrezen hebben voor vervolging.
Het Vluchtelingenverdrag is het eerste en enige mondiale verdrag dat de bescherming van vluchtelingen waarborgt. Alleen al om die reden is het van grote historische en morele waarde. Het Vluchtelingenverdrag is zeer actueel door de huidige crises in onder meer Syrië, Irak en Afghanistan. Het verdrag moet volledig en ruimhartig worden toegepast. De overheid moet ervoor waken dat vluchtelingen ten onrechte geen bescherming krijgen.
Mensen die zijn gevlucht voor ogenschijnlijk 'algemeen' oorlogsgeweld, vallen ook onder het Vluchtelingenverdrag. Als sprake is van een politiek, etnisch en/of religieus conflict en zij daarom vervolging vrezen.