Een goddelijk plan met een sleutel | Column wijkvrijwilliger Trudeke Sillevis Smitt
Het is vrijdag laat in de middag, Giti en ik staan voor de deur van haar huis. We hebben gewandeld door het park. De zon gaf alweer wat warmte, we hebben zelfs een paar vogels gehoord. Ik zal binnen nog even Omar gedag zeggen, mijn tas pakken, en dan naar huis. Maar dan is daar die vrouw van een jaar of dertig, van Surinaamse afkomst zo te zien. ‘Mag ik u even lastigvallen? Ik woon hiernaast, sinds kort. Ik heb mezelf buitengesloten. Kan ik misschien…’
Giti blijft in de deuropening staan, terwijl ik op Google Maps een slotenmaker in de buurt zoek. Ik reik de vrouw mijn telefoon aan. Best een dingetje, om die aan een wildvreemde uit handen te geven.
De slotenmaker gaat proberen een monteur te bereiken en zal ons dan terugbellen. Kan wel een half uurtje gaan duren... Ik kijk naar Giti, die ook éven met een dingetje lijkt te worstelen. Dan duwt ze de deur verder open en zegt tegen de vrouw: ‘komt u binnen’.
De vrouw begroet Omar buigend, vraagt of ze haar schoenen uit moet doen. Dat mag, maar het hoeft niet. De vrouw bedankt voor de geboden gastvrijheid, handpalmen tegen elkaar, hoofd gebogen. Ze doet zo te zien erg haar best om zich aan de veronderstelde cultuur van Giti en Omar aan te passen.
Wil ze koffie? Nee, een glaasje water als het mag. Omar schilt voor ons een sinaasappel. Een avocado wordt aangemaakt met citroen, peper en wat zout. Simone, want zo heet ze, is een en al dankbaarheid. Ze is heel vriendelijk en netjes, ietsje té netjes misschien – kan ik Omar en Giti met haar achterlaten?
‘Het spijt me erg dat ik jullie zomaar lastigval,’ verontschuldigt Simone zich nog maar eens.
‘Dat geeft niks’, zegt Giti. Ze wijst naar boven. ‘God wil dat wij kennismaken.’
‘Wat mooi dat u dat zo ziet, dat u dat zo zegt,’ antwoordt Simone.
Nou, denk ik. Mócht deze vrouw kwaad in de zin hebben gehad, dan heeft Giti haar nu wel afdoende ontwapend.
Als de slotenmaker heeft gebeld dat de monteur eraan komt, sta ik op. ‘Misschien kun je Giti en Omar straks je reservesleutel geven,’ zeg ik nog tegen Simone. Met een gerust hart verlaat ik het nieuwe buurtgezelschap.
Grappig, denk ik op de terugweg. Anderhalf jaar geleden kwam ík bij Giti binnen als een vreemde. Deed ik toen ook zo overdreven beleefd? Wat voelt het inmiddels vertrouwd. En nu maken we samen weer nieuwe onbekenden tot bekenden.
‘s Avonds appen Giti en ik nog even na. ‘Het is een leuke vrouw. Bedankt voor je helpen haar. Ik kon niet helpen zonder jou,’ schrijft Giti.
‘En ik niet zonder jou,’ app ik terug, ‘jij liet haar in je huis.’
Ik krijg een boel lachende gezichtjes, en dan een ‘graagedan’.
Zoals altijd zijn de namen in deze column om privacy-redenen gefingeerd.