Zand in de ogen | Column Hazem Darwiesh
Gekooide tranen
Als ik op het station van Zutphen aankom, voel ik dat het kouder is dan toen ik die ochtend in Zwolle vertrok. Ik aarzel even voordat ik op mijn gehuurde fiets spring. Toch besluit ik per fiets op weg te gaan naar het asielzoekerscentrum dat op tien minuten afstand ligt. Ik ga daar een dagje meelopen met het team van VluchtelingenWerk.
Zodra ik op de fiets zit, verschijnt er een zonnetje boven de stad. En als ik in de buurt van het asielzoekerscentrum ben, schijnt het zonlicht stralend over de brede velden die het centrum omringen. Wat een prachtige natuur! De bewoners van het azc moeten zich hier vast een beetje kunnen ontspannen, denk ik.
Maar als ik het centrum binnenstap, verlies ik al snel deze illusie. De wachtruimte voor het kantoor van VluchtelingenWerk staat vol met mannen. Hun gezichten getekend door vermoeidheid, gebrek aan slaap en angst. Ja, vooral veel angst, zie ik, zelfs voordat iemand nog een enkel woord heeft gesproken.
Sommige mannen hebben diepe, donkere kringen onder hun ogen die vertellen over de moeilijke maanden en jaren voordat ze in Nederland aankwamen. De rode, brandende ogen onder hen vertellen over gekooide tranen en eindeloze onmacht. Later, als de VluchtelingenWerk-medewerker het spreekuur opent, vertaalt die angst zich in woorden, geluiden en tranen. Het zijn de lange wachttijden die deze mannen wanhopig maakt. Deze mensen verloren hun vorige levens en hebben nog altijd geen nieuw leven gekregen. Ze hebben geen macht of controle over hun heden, noch over hun toekomst. Niemand weet wat ze te wachten staat.
Eindeloos verdriet herkauwen
Velen van hen wachten al meer dan anderhalf jaar op de start van hun asielprocedure. Deze mensen zouden al blij zijn met het nieuws dat hun procedure over een maand, twee maanden of zelfs over een jaar zal beginnen. Pas dan kunnen ze zichzelf of hun achtergelaten gezin wat hoop geven en even tot rust komen. Met zijn gezwollen ogen op de grond gericht, vertelt een van hen over zijn verlangen naar het gezin dat hij al zeven jaar niet zag. Vijf jaar zat hij gevangen in Syrië, waarna hij rechtstreeks naar Nederland vluchtte. Hij vertelt: 'Ik liet mijn jonge zoon achter en nu is hij een man. Aan de telefoon vertelt hij me: "Papa, je bent niet eerlijk. Je houdt niet van ons." Mijn hart brandt. Ik wou dat ik kon terugkeren. Als het mogelijk zou zijn, was ik al lang teruggegaan.'
Het idee om terug te keren leeft steeds sterker onder de wachtenden. Misschien niet als echte wens, maar als laatste redmiddel om te ontsnappen aan de pijn en onzekerheid over hun onbekende toekomst en het eindeloze wachten. Om te ontsnappen aan het onvermogen om weer leiding over hun eigen leven te hebben. Een ander vertelt me: 'Ik ben weggelopen om een leven te hebben, maar nu ben ik alles kwijt.'
Dat gebeurt allemaal hier, gescheiden van de ruimte en tijd 'daarbuiten'. Hierbinnen kunnen mensen niets anders dan eindeloos hun pijn en verdriet herkauwen. Aan het einde van de dag, als ik het azc verlaat, voel ik het gewicht van alle pijnlijke verhalen op mijn borst drukken. De natuur rond het asielzoekerscentrum heeft haar schoonheid verloren. Ik geef mijn bezoekerskaart aan de receptie terug. Naast de balie zie ik een kleurrijke folder over alle fases van de asielprocedures in Nederland. Daar staat in dat je op de website van de IND altijd kunt checken waar je op dat moment in de procedure staat. Ik glimlach triest en denk: wat zijn wij in Nederland goed in het strooien van zand in brandende ogen.