Bakkie doen met statushouders op de Markt
DOOR MARTINE ZWETS
SITTARD
Aan de rand van de Sittardse Markt staat deze donderdagochtend een groepje mensen wat onwennig om zich heen te kijken. Enkelen dragen een hoofddoek, ze hebben allemaal een donkere huidskleur. Een van de mannen draagt op zijn rug een vierkante rugtas met daarin een reservoir met heet water. Op de tas staat ‘Bakkie doen?’
Statushouders
Het is Wereldvluchtelingendag en het groepje op het plein bestaat uit statushouders uit Cuba, Syrië, Eritrea en Congo. Onder leiding van Djonnie Soumete, teamleider van Vluchtelingenwerk Sittard-Geleen, proberen ze bezoekers van de weekmarkt te verleiden tot een bakje koffie en een praatje. „Tijdens de koffie kunnen de statushouders bijvoorbeeld vertellen over hun vluchtverhalen. Hopelijk ontstaat zo begrip. Want onbekend maakt onbemind”, zegt Soumete.
De meeste mensen slaan zo vroeg op de morgen geen acht op de groep. Het wat gebrekkige Nederlands schrikt sommigen ook af. „Koffie? Nee hoor!” zegt een vrouw die haastig voorbijloopt. Ulises Nieves Vasquez hijst de koffietas maar eens wat beter op de schouders. „Kost niks hoor”, probeert hij nog. Hij woont zeven jaar in Nederland, nadat hij uit Cuba vluchtte omdat hij als tegenstander van leider Fidel Castro belaagd werd door de politie.
Samer Koor schudt een zakje oploskoffie uit zijn zilverkleurige schort in een bekertje en tapt heet water uit de rugtas van Vasquez. Hij komt uit Syrië en heet eigenlijk Mohammed. „Maar als je die naam hier zegt, doen mensen meteen...” Hij heft zijn handen in een afwerend gebaar. Koor woont nu bijna vier jaar in Nederland, samen met zijn vrouw en twee kinderen. Het gezin ontvluchtte Syrië vanwege Bashar al-Assad. „Zolang Assad aan de macht is, wil ik niet meer terug.” In Syrië werkte Koor in het bankwezen, maar hij heeft hier moeite om werk te vinden. In België volgt hij nu een opleiding tot schilder. „Want een uitkering is niets voor mij. Ik hou niet van bedelen.” De enthousiaste uitnodigingen voor koffie werpen vruchten af. Regelmatig blijven mensen even staan voor een praatje. Als Jo Geurten uit Sittard langs komt lopen, steekt hij zijn duim op naar de groep. „Goed bezig jongens!” Hij geeft zelf taalles aan migranten. „Schitterende mensen. Mensen gaan naar de meest vreemde landen om andere culturen te ervaren, maar hier heb je die ook”, zegt hij, terwijl hij een weids gebaar maakt naar de kleurrijke groep.
Inmiddels heeft Teame Yemaneab uit Eritrea zich daarbij gevoegd. Hij draagt witte kleding en begint te spelen op zijn krar, een komvormige lier. Enkele voorbijgangers blijven staan om te luisteren, iets verderop staat Koor met Annelies Meijers te praten. „Ik wens u heel veel succes en vooral veel vertrouwen”, zegt ze vriendelijk en ze schudt Koor de hand.
Tolk
Een paar meter verderop rondt Sofia Nasser uit Eritrea ook een gesprek af. Ze moet ervandoor, naar haar werk als tolk op het gemeentehuis. Nasser woont vijf jaar in Nederland, in Eritrea was het voor haar niet veilig. „Ik ben blij dat ik hier ben, maar het is soms lastig om te wennen. Ik heb een grote familie, maar hier ben ik helemaal alleen. Gelukkig heb ik vandaag veel interessante mensen kunnen spreken.”
Het verhaal van Teame Yemaneab uit Eritrea
Op de Markt van Sittard deelde Yemaneab een A4’tje uit aan voorbijgangers, getiteld Mijn vlucht.
‘In Eritrea was ik gedwongen om soldaat te worden en kon mijn gezin niet onderhouden. Ik ben toen gedeserteerd. Ik werd gezocht en moest vluchten. Dat was een moeilijk besluit.
Ik ben naar Europa gereisd door de Sahara en over de Middellandse Zee. Ik ben in Italië aangekomen en toen naar Nederland gegaan. Het was een moeilijke reis. Ik vertelde niemand over mijn vluchtplan. Dat was gevaarlijk. Ook mijn ouders en mijn familie vertelde ik niets. Zij zouden mij willen weerhouden te vluchten.
In de Sahara heb ik veel dorst geleden. Ik was moe en hongerig. Maar ik zette door. Rovers overvielen ons. Een vriend werd door hen gedood om zijn organen te verkopen. Onderweg overleden veel mensen. Dat was verschrikkelijk, ik heb daar geen woorden voor. De boten naar Italië waren niet zeewaardig. Wij baden om veilig aan te komen. Ik bad tot Adam en zijn vrouw. Niet alleen voor ons, maar voor alle mensen in de wereld. Het gebed heeft mij geholpen. Ik kwam veilig in Italië en mocht in Nederland gaan wonen. Voor ons is Eritrea donker. Nederland heeft ons licht gebracht. Wij zijn blij om hier te zijn.’