Sanne Vogel: 'Niets is zo erg als nooit meer terug naar huis kunnen'

Verhaal, 4 juli 2021
Leestijd, 4 min.
Actrice, regisseuse en schrijfster Sanne Vogel (37) bood een maaltijd en slaapplek aan een onbekende vluchteling. Die ontmoeting zou haar leven verrijken, vertelt ze aan Vluchtelingen Werk-ambassadeur Mo Hersi. Een openhartig gesprek over mensen in nood, compassie en de universele wens om je te allen tijde mens te kunnen voelen.
placeholder

 

 

Amsterdam Centraal, 2015

'Niets is zo erg als nooit meer terug naar huis kunnen.' Het waren die woorden van een politiek vluchteling uit Iran, de vader van een vriendin van mij, die zich in mij nestelden', vertelt Sanne Vogel. 'Daarom móest ik iets doen toen ik in het najaar van 2015 hoorde over de situatie op station Amsterdam Centraal. Avond na avond arriveerden daar vluchtelingen, die op straat sliepen omdat ze niet wisten waar ze naartoe moesten. Toch voelde ik me een ramptoerist, die eerste keer op het perron. Tot er een gezin in vuile kleren uit de trein stapte, hun baby in een deken gewikkeld. Steeds opnieuw vertelde de moeder aan mij dat ze hele gewone mensen waren, dat ze hele goede banen hadden gehad. Dat was voor haar belangrijk om te vertellen en ik begrijp dat. Ik vind het ook lastig om iemand een 'vluchteling' te noemen: het is een mens die gevlucht is. Het woord vluchteling ontneemt iemands identiteit.'

Op een van de avonden ontmoette je de zeventienjarige Muayad uit Syrië, die jij dezelfde avond nog een slaapplek aanbod. Later kwam daar de Syrische Amir bij, een leeftijdsgenoot van jou. Met zijn drieën bouwden jullie een hechte vriendschap op. Hoe gaat het nu met de mannen?

'Het gaat goed, hoewel het opbouwen van een voldoenend leven niet makkelijk is als je wortels plotseling zijn los gerukt. Het blijkt ingewikkeld om een leuke baan te vinden als je gevlucht bent. Melchior, mijn vriend, plaatst software-ingenieurs uit de hele wereld als expats in Nederland. Amir is werktuigbouwkundig ingenieur, een hele goede. Als er in Syrië geen oorlog was uitgebroken, was hij misschien wel naar Nederland gehaald als expat. Maar nu draagt hij het stempel 'vluchteling', wat het opeens een stuk lastiger maakt om hier werk te vinden.'

Niet alleen in Nederland stond je voor vluchtelingen klaar, je stak ook de handen uit de mouwen in vluchtelingenkampen op Lesbos. Daarnaast maakte je een succesvolle theatervoorstelling en een film over het thema. Ik bewonder je volhardendheid, want veel mensen zetten je al snel weg als een zogenaamde 'goed-doener'.

'Terwijl al die ontmoetingen mij ontzettend veel gebracht hebben. Ik had óók geluk dat ik Muayad ontmoette. Ik had niemand anders een slaapplek aangeboden, maar hij was als mijn broertje en dat is hij nog steeds. Die eerste avond bij mij thuis hebben we urenlang gepraat. Later lag hij op een luchtbedje in mijn woonkamer, en dacht ik in de kamer ernaast geëmotioneerd terug aan wat hij allemaal verteld had. En toen kreeg ik een berichtje van zijn vader in Syrië: 'Thank you for taking care of my son.' Ik appte terug: 'Hij is nu mijn familie en ik zal proberen hem zoveel mogelijk te helpen.' Aan die woorden heb ik me gehouden.'

Uiteindelijk is het heel simpel: als ik ooit moet vluchten, zou ik óók willen dat iemand zegt: 'Kom maar bij mij'

Sanne Vogel

Enorme verrijking

Ze is even stil. 'Stel je toch eens voor dat je als vader afscheid moet nemen van je minderjarige kind, misschien wel voorgoed. Ik begrijp gewoon niet dat mensen zo makkelijk praten over vluchtelingen. Als ik op sociale media schrijf dat vijfhonderd kinderen uit Griekse vluchtelingenkampen een plek moeten krijgen in Nederland, reageert iemand dat ze zelf zo moeilijk aan een huis komt. Maar wáárom zou je jouw eigen leed hieraan verbinden? 'Ik heb geen huis dus jíj, kind zonder ouders, moet in een afschuwelijk kamp blijven waar de kans groot is dat je wordt verkracht of in handen valt van mensenhandelaren.' Daar komt het op neer, ik word daar boos om.'

Een veelgehoorde verklaring is dat we in een zeer individuele samenleving leven.

'Mijn ouders leerden mij dat je altijd moet delen wat je hebt, of dat nou veel of weinig is. En juist mijn vader groeide in grote armoede op, in een oude treinwagon zonder gas of stromend water. Toen hij op zijn zestiende wees werd, stond de familie van mijn moeder voor hem klaar. Hij vertelde altijd dat het maakte dat hij zich een volwaardig mens voelde in een verdrietige periode. Helaas gaat het in de discussies over vluchtelingen altijd over iets in moeten leveren, over dat 'jou' iets wordt afgepakt. Maar als je een plek biedt aan iemand die dat heel erg nodig heeft, raak je niets kwijt, je krijgt juist iets terug. Zo heeft de vriendschap met Muayad en Amir mij enorm verrijkt.'

Het is dan ook mijn overtuiging dat een ontmoeting tussen bezorgde Nederlanders en vluchtelingen de sleutel is tot wederzijds begrip.

'Als je het persoonlijke verhaal van mensen als Muayad hoort, helpt dat zeker. Andersom is het voor gevluchte mensen ook essentieel om Nederlanders te leren kennen. Uiteindelijk is het heel simpel: als ik ooit moet vluchten, zou ik óók willen dat iemand zegt: 'Kom maar bij mij.' Al is het voor een maaltijd. Dat je met andere mensen aan tafel zit en voedsel eet dat met liefde is klaargemaakt. Dat is een wezenlijk onderdeel van je mens voelen, en iets wat bijna iedereen een ander kan geven.'